Annelou Olde Beverborg
Juridisch adviseur
088 2531324 | aoldebeverborg@alfa.nl
13 september 2022 | Door: Annelou Olde Beverborg
De Hoge Raad heeft in het Didam-arrest van eind 2021 geoordeeld dat overheidslichamen bij verkooptransacties iedereen gelijke kansen moeten bieden. Dit arrest liet open of deze regel ook geldt voor andere transacties, zoals pacht of grondruil. In een recente uitspraak oordeelt de rechtbank Oost-Brabant dat de regel in het Didam-arrest ook geldt voor een grondruiltransactie[1].
Voor privaatrechtelijke transacties tussen een overheidslichaam en een burger geldt in beginsel contractsvrijheid, maar een transactie mag niet in strijd zijn met de regels uit het publiekrecht, waaronder het gelijkheidsbeginsel. De Hoge Raad oordeelde in het Didam-arrest dat de gemeente bij verkoop verplicht was om op basis van het gelijkheidsbeginsel iedereen gelijke kansen te bieden. Wanneer meerdere potentiële gegadigden worden verwacht, moet het overheidslichaam een selectieprocedure doorlopen. De selectie moet geschieden op basis van objectieve, toetsbare en redelijke criteria. Wanneer er slechts één potentiële gegadigde is, hoeft deze selectieprocedure niet plaats te vinden.
In de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant speelde het volgende. De provincie had als doel gesteld om in 2027 ontbrekende verbindingen in een natuurnetwerk rondom De Keersop, een zijbeek van rivier de Dommel, met nieuwe natuur te hebben gedicht. Hiervoor had de provincie percelen nodig aan de oevers van de Keersop. Eerst trad de provincie in onderhandeling met een melkveebedrijf. De provincie en het waterschap zijn gedurende drie jaren met de eigenaren van het melkveebedrijf in gesprek geweest over een mogelijke grondruil. Een concreet aanbod daartoe heeft het melkveebedrijf afgewezen. Daarna is de provincie tot overeenstemming gekomen met eigenaren van een paardenstoeterij. Zij waren bereid om grond aan de oevers van de Keersop te verkopen aan de provincie in ruil voor andere percelen, zodat de paardenstoeterij kon verplaatsen. Het verschil in waarde moest de paardenstoeterij bijbetalen. De voorgenomen grondruil heeft de provincie bekendgemaakt in het Provinciaal blad van Noord-Brabant. In reactie daarop startte het melkveebedrijf een kort-geding. Daarin stelde het bedrijf zich op het standpunt dat zij in de gelegenheid gesteld had moeten worden mee te dingen naar de ruilpercelen.
Aan de orde is de vraag of de regel uit het Didam-arrest van toepassing is op een grondruiltransactie. De rechtbank ziet geen reden waarom de regel niet zou gelden voor grondruil. Ook bij grondruil zal een overheidslichaam potentiële gegadigden gelijke ruimte moeten geven om mee te dingen. Dit is alleen anders, als er maar één gegadigde is. In dit geval heeft de provincie voldoende onderbouwd dat er maar één (overgebleven) serieuze kandidaat is voor de percelen. Na afwijzing van het aanbod door het melkveebedrijf , is de paardenstoeterij immers de enige die percelen kon overdragen voor de natuurdoelen. In dit geval mocht de provincie dus onderhands verkopen aan de enige gegadigde.
Uit de uitspraak blijkt dat overheidslichamen ook bij grondruil een selectieprocedure moeten volgen, tenzij er slechts één gegadigde is. Of ook bij andere transacties de regel uit het Didam-arrest geldt, is in gerechtelijke uitspraken nog niet beantwoord. Maar dat gemeenten en provincies bij uitgifte van pachtgronden ook een selectieprocedure moeten gaan volgen, is goed mogelijk.
[1]ECLI:NL:RBOBR:2022:2962