Minder stikstofemissie door minder eiwit: het kan!
26 augustus 2022 | Door: Hans de Bie
Investeren in dure emissiearme stalsystemen zonder eerst naar je eigen management te hebben gekeken? Daar snapt Harm Rijneveld, onder andere docent aan de HAS Den Bosch, helemaal niks van. Elke gram eiwit minder in het rantsoen bijvoorbeeld leidt al tot 1% minder ammoniakemissie. ‘Als je kijkt naar optimalisatie moet er veel eiwit uit het rantsoen.’ De gedreven voer- en stikstofdeskundige onderbouwd zijn visie en overtuiging.
Als melkveehouder kun je via het management veel invloed uitoefenen om de uitstoot van stikstof (ammoniak, nitraat) te verlagen. Maar hoe dan?
Acht managementmaatregelen om uitstoot stikstof te verlagen
In een serie van zeven artikelen gaat Alfa in op acht ‘knoppen’ waar je als melkveehouder aan kunt draaien:
- Rantsoen 5. Water bij de mest
- DVE/OEB-verhouding 6. C/N-verhouding in de mest
- Kunstmest 7. Langere levensduur
- Weidegang 8. Minder jongvee
Dit is het eerste verhaal van deze serie, waarin stikstof- en voerdeskundige Harm Rijneveld uitéenzet waarom het voor elke melkveehouder zo belangrijk is via management te werken aan minder uitstoot van stikstof.
‘Ik vind dat we alleen al uit het oogpunt van de voeding het dier, het systeem weer zo dicht mogelijk bij natuurlijke processen terug moeten brengen. Laat de koe weer echt koe zijn!’ Zo, dat is de kern van de visie, de overtuiging van Harm Rijneveld in relatie tot het verlagen van de uitstoot van stikstof via managementmaatregelen. Rijneveld is docent aan de HAS in Den Bosch, werkt voor Dirksen Management Support en is betrokken bij diverse projecten. Allemaal met als doel via beter management efficiënter te boeren met minder uitstoot van onder andere stikstof in de vorm van ammoniak en stikstof. Een super gedreven jongeman, soms bijna struikelend over zijn eigen waterval van woorden. Een spreekwoordelijke waterval gebaseerd op inhoudelijke kennis en inzicht, waarbij hij zichzelf steeds weer kritisch toetst: klopt het wat ik zeg, klopt mijn onderbouwing? Een drive die voortkomt uit zijn liefde voor het vak melkveehouder. Uit zijn diep gewortelde geloof dat rentmeesterschap geen loze kreet is, maar een opdracht. Zeker nu gezien de uitdagingen waar de melkveehouderij voor staat. Zijn haast grenzeloze optimisme is een verademing te midden van het doemdenken waarin woorden als opkoop, onteigening, gebrek aan duidelijkheid en perspectief de boventoon voeren.
Voer koeien zo natuurlijk mogelijk
Volgens Rijneveld zou elke boer zich om te beginnen moeten afvragen: hoe kan ik mijn koeien zo natuurlijk mogelijk voeren? ‘Dat is eiwitarm en met het seizoen mee. Verse koeien moet je eiwitarm, energierijk voeren. Oudmelkte koeien iets eiwitrijker en energiearmer.’ Ureum is volgens de voerdeskundige een prima sturingswaarde in combinatie met productie. Daarom is het belangrijk verse koeien op een lager ureum te houden. Ureum van 14 x 40 kilo melk geeft een hogere belasting van de koe omdat er veel meer ureum ontstaat dan bij een oudmelkte koe met 19 ureum x 20 kilo. Ureum staat voor het aantal mg ureum per kilo melk.
Het natuurlijk voeren waar Rijneveld voor pleit is terug te voeren tot datgene waar de koe volgens hem zo uniek in is. ‘Ze heeft 4 magen inclusief een pens en is herkauwer. Ze is ervoor gemaakt om laagwaardig eiwit om te zetten in hoogwaardig eiwit. De melkveehouderij is op een gegeven moment gericht geraakt op maximalisatie. Maar als je kijkt naar optimalisatie, dan moet er veel eiwit uit het rantsoen.’ Hij logt even in op de database van Dirksen Management Support, waar gemiddeld tussen 2017 en 2021 1192 ingevulde Kringloopwijzers bevat. ‘Gemiddeld zaten die tussen 2017 en 2021 op 16,5% RE. Dat is te hoog en gaat gepaard met onnodige stikstofemissie. Probeer maar eens naar 15% - 15,5% te gaan en ondervindt zelf waar je grens ligt.’ Rijneveld weet dat alleen kijken naar het RE-gehalte in het rantsoen te kort door de bocht is. De uiteindelijke DVE/OEB-verhouding, de grond waarop en de streek waarin je boert zijn ook bepalend voor de uiteindelijke eiwitbenutting. In deel 2 en 3 van deze miniserie gaat hij daar uitgebreid op in. Hij wijst wel op de praktijkpilot Koe en Eiwit (https://koeeneiwit.nl/). Doel is om met 155 melkveehouders te werken naar een rantsoen met 155 gram ruw eiwit per kilo droge stof (15,5%). Deze praktijkpilot staat niet op zichzelf. In de Proeftuin Veenweiden (www.proeftuinveenweiden.nl) en Proeftuin Natura 2000 (www.proeftuinnatura2000.nl), is de laatste jaren al veel ervaring en kennis opgedaan in het verlagen van de stikstofuitstoot (lees ammoniak) via management-maatregelen. Rijneveld: ‘Uit deze proeftuinen is de vuistregel ontstaan dat elke gram RE-verlaging leidt tot 1% minder ammoniakemissie.’
Minder eiwit, evenveel melk
Allemaal goed en wel die minder eiwit in het rantsoen, maar gaat dat niet ten koste van de productie? ‘Liters en melkeiwit zijn een gevolg van voornamelijk een goede energievoorziening in de pens. Eiwit is ook nodig maar op een laag niveau kan er toch voldoende en efficiënt geproduceerd worden.’ Rijneveld onderbouwt dat met deze afbeeldingen:
Figuur 1: Verband tussen Ruw Eiwit (RE) per KVEM en het eiwitpercentage in de melk. Elke punt in deze ‘wolk’ is een bedrijf uit de database van Dirksen Management Support (DMS). Klik op de afbeelding voor een grotere weergave.
Figuur 2: Verband tussen kilogram meetmelk (Kg MM) per koe en het Ruw Eiwitgehalte in het totale rantsoen. Elke punt in deze ‘wolk’ is een bedrijf uit de database van Dirksen Management Support (DMS). Klik op de afbeelding voor een grotere weergave.
Beide puntenwolken laten zien dat het mogelijk is om met een RE-gehalte van 150 gram per kilo droge stof een hoge productie met een hoog eiwitgehalte is te realiseren. Rijneveld: ‘Er zijn melkveehouders die met 155 RE gewoon 10.000 kilo melk produceren met prima gehalten in de melk.’
Tweedeling in melkveehouderij
Rijneveld ziet in de melkveehouderij een tweedeling ontstaan, waarbij sommige ondernemers op een intensieve manier werken aan stikstofvermindering. Veel melk produceren op een rantsoen met veel mais, koeien voornamelijk binnen. Die bedrijven zijn vaak goed in een lage emissie per liter melk. Daarnaast heb je ondernemers die via een extensieve, vaak natuurinclusieve manier werken aan emissievermindering. Via een rantsoen met laag eiwit grotendeels afkomstig van het eigen bedrijf. Gecombineerd met volledige weidegang, een potstal, kruidenrijk grasland, gebruik van bokashi en /of compost, drijfmest met hoge C/N-verhouding en weinig tot geen krachtvoer. ‘Die bedrijven zijn juist goed in het benutten van de aangeboden stikstof, waardoor ze goed ‘scoren’ op een lage emissie per hectare of per bedrijf.’
Het voorgaande laat zien dat er naast eiwit, nog veel meer knoppen zijn om aan te draaien als melkveehouder. Die komen in de volgende 6 verhalen uitvoerig en diep inhoudelijk aan bod. Allemaal bouwstenen om via het management te werken aan een lagere stikstofuitstoot.